De Catharinapolder is een polder die behoort tot de Polders tussen Hulst en Appelzak, ten zuidoosten van Zaamslag in de Nederlandse provincie Zeeland. Deze polder is ontstaan uit aanwassen in het restant van het Hellegat, die na de afdamming ervan in 1789 aangroeiden. In 1843 werd een aanvraag tot inpoldering van deze schorren ingediend, die eigendom waren van de Burgerlijke Godshuizen van de stad Gent. Allereerst werd een dam in het Hellegat aangelegd, iets ten zuiden van Stoppeldijkveer. De polder kwam in 1846 gereed is is vernoemd naar Catharina Seydlitz, de dochter van een der opdrachtgevers. Tegen de dam lag het paviljoen, een voormalige directiewoning. In de polder vindt men de Catharinahof, de Catharinastraat en de Seydlitzstraat. Vanzelfsprekend was het scheepvaartverkeer van en naar Hulst nu niet meer mogelijk.
De Catharinapolder is een polder die behoort tot de Polders tussen Hulst en Appelzak, ten zuidoosten van Zaamslag in de Nederlandse provincie Zeeland. Deze polder is ontstaan uit aanwassen in het restant van het Hellegat, die na de afdamming ervan in 1789 aangroeiden. In 1843 werd een aanvraag tot inpoldering van deze schorren ingediend, die eigendom waren van de Burgerlijke Godshuizen van de stad Gent. Allereerst werd een dam in het Hellegat aangelegd, iets ten zuiden van Stoppeldijkveer. De polder kwam in 1846 gereed is is vernoemd naar Catharina Seydlitz, de dochter van een der opdrachtgevers. Tegen de dam lag het paviljoen, een voormalige directiewoning. In de polder vindt men de Catharinahof, de Catharinastraat en de Seydlitzstraat. Vanzelfsprekend was het scheepvaartverkeer van en naar Hulst nu niet meer mogelijk.
In het jaar 1847: Bouwde dhr. Risseeuw een loods en gaf het de naam Paviljoen. In de schuur mocht een opzichter verblijven. De godshuizen uit Gent beheerde hier de grond. Lokale boeren uit de streek die deden het werk voor een vergoeding.
In het jaar 1847: Bouwde dhr. Risseeuw een loods en gaf het de naam Paviljoen. In de schuur mocht een opzichter verblijven. De godshuizen uit Gent beheerde hier de grond. Lokale boeren uit de streek die deden het werk voor een vergoeding.
Aanleiding: door het niet goed gebruik van de grond verminderde de productiviteit en hebben de godshuizen besloten dat er een gezagvoerder werd aangesteld. Op 28 juni ’67 werd er besloten dat de burgelijke godshuizen zelf haar eigendommen in de Catharinapolder zou uitbaten met eigen aangeworven personeel en met het aankopen van eigen paarden, vee en materieel. Hiervoor diende het Paviljoen nogmaals uitgebreid te worden en werd er een woning gerealiseerd.
Aanleiding: door het niet goed gebruik van de grond verminderde de productiviteit en hebben de godshuizen besloten dat er een gezagvoerder werd aangesteld. Op 28 juni ’67 werd er besloten dat de burgelijke godshuizen zelf haar eigendommen in de Catharinapolder zou uitbaten met eigen aangeworven personeel en met het aankopen van eigen paarden, vee en materieel. Hiervoor diende het Paviljoen nogmaals uitgebreid te worden en werd er een woning gerealiseerd.
Begin van openbaar verpacht (dit was een openbare inschrijving): In het jaar 1882 kwam de eerste generatie op het Paviljoen te wonen. De BG (Burgelijke Godshuizen) maakte bekend een einde te stellen aan de exploitatie van het Paviljoen volgens eigen regie.
Begin van openbaar verpacht (dit was een openbare inschrijving): In het jaar 1882 kwam de eerste generatie op het Paviljoen te wonen. De BG (Burgelijke Godshuizen) maakte bekend een einde te stellen aan de exploitatie van het Paviljoen volgens eigen regie.
Jan Scheele stond borg voor de pacht van zijn zoon Willem, zij namen hun intrek op een boerderij in de Willem 3 polder (Boerderij van Maljaars)
Jan Scheele stond borg voor de pacht van zijn zoon Willem, zij namen hun intrek op een boerderij in de Willem 3 polder (Boerderij van Maljaars)
Willem Scheele (officiële eerste pachter) na het vertrek van de toezichthouders.
Willem Scheele (officiële eerste pachter) na het vertrek van de toezichthouders.
Johannes Scheele
Johannes Scheele
In 1920 werd tijdens de vierde generatie de paarden verruild voor de eerste trekker.
In 1920 werd tijdens de vierde generatie de paarden verruild voor de eerste trekker.
Tot 1925: Door de moeilijke communicatie tussen Gent en Zeeuws-Vlaanderen, waren de inspecteurs genoodzaakt om op het paviljoen te blijven overnachten.
Tot 1925: Door de moeilijke communicatie tussen Gent en Zeeuws-Vlaanderen, waren de inspecteurs genoodzaakt om op het paviljoen te blijven overnachten.
1935 (samen met Johannes), 1947-1950: Johannes Willem
1935 (samen met Johannes), 1947-1950: Johannes Willem
Samen met Johannes van 1959 – 1971 en in 1962: Jacobus Scheele
Samen met Johannes van 1959 – 1971 en in 1962: Jacobus Scheele
2020: Gian Willem Scheele
2020: Gian Willem Scheele